Geert Stukje was vanuit zijn boerderij aan de Middenraai in Nieuweroord betrokken bij het verzet. Begin 1945 werd hij verraden en opgepakt. Na een gevangenschap in Assen werd hij in maart overgebracht naar Neuengamme. Omdat de bevrijding nabij was, werd Geert kort na aankomst opnieuw op transport gezet. Na een aantal lange treinreizen met vele ontberingen leidde deze dodentocht uiteindelijk naar kamp Wöbbelin, een kamp in aanbouw zonder voorzieningen. Net als de meeste medegevangenen werd Geert ziek. Hij maakte op 2 mei de bevrijding mee, maar overleed in juni in Lubtheen in een door de Amerikanen opgezet veldhospitaal. 

Hoogeveense Courant, 5 mei 2014

Foto Geert Stukje, Oorlogsgraven Stichting

 

Verhaal door Anita Nederhoed

Geert Stukje woonde met zijn vrouw Anna van der Helm en zes kinderen sinds 1935 op een mooie, nieuwe boerderij aan de Middenraai in Nieuweroord. Hij was actief betrokken bij allerlei maatschappelijke organisaties. Zo was hij lange tijd diaken in de Gereformeerde kerk, actief in de ARP, bestuurslid van Avebe en betrokken bij de vereniging van de Gereformeerde School te Noordscheschut. De jaren 1940-1945 waren zwaar voor het gezin Stukje. Op 20 april 1940, vlak voor de Duitse inval, brandde de boerderij af, doordat een van de kinderen met vuur had gespeeld in het hooi. Daardoor moesten de gezinsleden tijdens die eerste oorlogsmaanden gescheiden van elkaar worden ondergebracht bij familieleden totdat de boerderij weer was opgebouwd. Naarmate de oorlog vorderde raakte Geert steeds meer betrokken bij het verzet. In Het grote gebod kunnen we lezen dat Geert behoorde tot de KP van de groep van Hemke van der Zwaag uit Nieuwlande. Steeds meer onderduikers vonden de weg naar zijn boerderij. Ook was zijn huis een opslagplaats voor wapens en springstof. Toen er in 1943 werd opgeroepen tot een staking tegen de gehate maatregelen van de Duitsers, weigerde Geert principieel melk te leveren aan de zuivelfabriek in Hoogeveen. Op 28 november 1944 vindt er in het huis van Geert een ongeluk plaats dat grote gevolgen zou hebben: twee van zijn zonen, Johan en Geert, spelen na wat ze de onderduikers hebben zien doen, ze gaan de chemicaliën in de rode en witte potjes die, als deze werden samengevoegd een enorme knal konden veroorzaken, ook eens uitproberen. Het ging helemaal mis, de springstof ontplofte in de hand van Johan. Zwaargewond moest hij met de enige auto die nog in het dorp reed naar ziekenhuis Bethesda in Hoogeveen worden gebracht. Hij zou blijvend gevolgen houden van dit ongeluk. De ontploffing werkte als een alarmbel voor de Duitsers en de Nederlandse landwacht. Ongelukkigerwijze viel het incident samen met een toenemend terreurbewind vanuit Hollandscheveld. Daar waren de fanatieke landwachters Auke Pattist, Dirk Hoogendam en Martinus Johannes van Oort sinds oktober gestationeerd met als speciale opdracht de illegaliteit op te rollen. De hele streek kreeg te maken met intensieve huiszoekingen. Na 28 november kreeg de familie Stukje meerdere malen nachtelijk bezoek, waarbij zeer wreed werd opgetreden. Omdat zoon Jan Stukje arbeitseinsatz-plichtig was en toevallig even thuis van zijn onderduikadres, werd hij opgepakt en vastgezet in Assen, eerst in Port Natal, later in het Huis van Bewaring. Eind januari 1945 werd onderduiker Jan Dekker, verloofde van dochter Kea, opgepakt. Hij zou later dat jaar doodgeschoten worden bij Woeste Hoeve. In de nacht van 2 op 3 februari werd ook Geert hardhandig geboeid afgevoerd en meegenomen naar de openbare school in Hollandscheveld, waar hij ernstig gemarteld werd door Van Hoogendam. Ook hij werd daarna afgevoerd naar het Huis van Bewaring in Assen. Op 17 maart 1945 werd Geert op de trein gezet naar concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg. Tijdens deze treinreis wist Geert nog twee korte briefjes uit de trein te gooien, voor de familie de laatste tekenen van leven. De trein deed er drie lange dagen over, zonder eten en drinken zaten de gevangenen dicht opeen gepakt in een overvolle trein. Bij aankomst werden de gevangen in het donker de trein uitgejaagd. Felle schijnwerpers werden op hen gericht. Ze werden geregistreerd, gefouilleerd, onthaard en voorzien van een nummer. Alle persoonlijke bezittingen moesten worden afgegeven. Geert werd gestoken in afgedragen gestreepte kampkleding. Volledig gedepersonaliseerd werd hij naar Blok 6 gestuurd, een propvolle ruimte waar in plaats van bedden stro op de grond lag. Het was er propvol, er werd net zolang geslagen totdat iedereen lag. De nachten waren kort, tussen vier en vijf uur moest iedereen op appèl, kaarsrecht in het gelid, soms wel twee uur lang. De gevangenen verzwakten snel, mede ook door de slechte voeding en slechte hygiëne. Omdat het kamp overvol was en de geallieerden in aantocht, werd Geert op 28 maart opnieuw op transport gesteld. De weken daarop verbleef Geert veel in overvolle treinen onder onmenselijke omstandigheden. Kort verbleef hij in kamp Porta Westfalica en kamp Schandalah. Omstreeks 15 april kwam Geert aan in kamp Wöbbelin. Dit kamp, pas in maart 1945 in gebruik genomen en nooit afgebouwd, overtrof alle ellende. Er waren nauwelijks voorzieningen, doden lagen opgestapeld in een barak en moesten vandaar door medegevangenen naar de massagraven gebracht worden. Er was slechts één handpomp, waar alle 6000 mensen zich behoorden te wassen. Van dit water werd ook de soep gekookt. Buikloop, tyfus of dysenterie had bijna iedereen en het krioelde van de luizen. Onder deze omstandigheden maakte Geert, die dermate verzwakt was dat hij niet meer in staat was aan de laatste dodenmars mee te doen, op 2 mei de bevrijding mee. De Amerikanen brachten Geert over naar het veldhospitaal in Ludwigslust en een paar dagen later naar het Hongaars lazeret in Lubtheen. Nog anderhalve maand vocht Geert voor zijn leven, op 9 juni 1945 overleed hij. Een week later stopte er een zwarte, glimmende auto voor de boerderij op de Middenraai. Vier mannen, vertegenwoordigers van politie en kerkenraad, moesten de verdrietige boodschap brengen. De verslagenheid was groot. Op 5 juli vond een bescheiden rouwdienst plaats op de boerderij. Enkele jaren later bleek er een mogelijkheid om Geerts lichaam terug te halen naar Drenthe. Nu kon er echt afscheid genomen worden. De herbegrafenis vond plaats op 17 mei 1949. Na het overlijden van Anna liggen onze beide grootouders naast elkaar op de mooie groene begraafplaats in Nieuweroord. Deze uitgebreide versie van dit verhaal is te vinden in: A.Nederhoed, W.Klaassen, 'Waardoor alles anders werd' (Beilen, uitgeverij Het Drentse Boek, 2020, 4e druk) ISBN 978-90-9026866-8

Bron: https://monument.vriendenkringneuengamme.nl/person/404665/geert-stukje/